Bevordering van bio-veganlandbouw in Nederland en Vlaanderen
 

Hoe werken met plantaardige bemestingssystemen?

Plantaardige bemesting & bodembeheer
Plantaardig bemesten met groene mest is een bewezen methode. Plantaardige meststoffen, onder andere verkregen uit vlinderbloemigen zijn een uitstekend alternatief voor dierlijke mest. Onderzoek toont de effectiviteit hiervan aan. Verschillende praktijkbedrijven in de akkerbouw, tuinbouw en fruitteelt werken al geruime tijd succesvol zonder dierlijke mest en meststoffen.
De biologische sector streeft naar 100% biologische bemesting, waarbij biologische akkerbouwers en tuinders uitsluitend biologische meststoffen op hun land zullen aanwenden. De uitdagingen in de veehouderijsector alsmede ook de biologische veehouderijsector, de verwachte prijsstijging en krimpende beschikbaarheid van biologische dierlijke meststoffen moedigt de zoektocht naar bemestingsstrategieën met een kleiner aandeel dierlijke mest en puur plantaardige bemestingssystemen aan.
Het is daarom lonend om te investeren in plantaardige bemestingssystemen. Binnen de bio-vegan landbouw wordt consequent afgezien van het gebruik van dierlijke mest en meststoffen.

Bodembeheer in bio-veganlandbouw
Het bio-veganlandbouwsysteem bevordert goed bodembeheer door middel van:

  • Volledig eigen stikstofvoorziening door vlinderbloemigen en groenbemesters.
  • Inzet van eigen maaimeststoffen (cut-and-carry meststoffen)
  • Gebruik van compost en speciale doorontwikkelde Biocyclic Vegan Humus Soil compost.
  • Niet-kerende grondbewerking (NKG).
  • Terugbrengen van schone reststromen.

Voordelen van bio-veganlandbouw
De voordelen van bio-veganlandbouw zonder dierlijke mest en meststoffen zijn significant:

  • Zeer lage nitraatuitspoeling.
  • Geen ammoniakemissie.
  • Lagere stikstofuitstoot (dmv  zeer lage nitraatuitspoeling en geen ammoniakemissie).
  • Zeer geringe methaan- en lachgasemissie.
  • Verbetering van bodemvruchtbaarheid.
  • Hoge bovengrondse en bodembiodiversiteit.
  • Koolstofopslag in de bodem.
  • Geen transport van dierlijke mest.
  • Geen dierenwelzijnsvraagstukken.
  • Geen vervuiling en verontreiniging door onder andere insecticiden en zoönotische pathogenen als gevolg van dierlijke mest en meststoffen.
  • Veiligheid, met minder risico op bacteriën zoals E. Coli en Salmonella. Bio-veganlandbouw is hierdoor bij uitstek veilig en verantwoord.

Teeltstrategieën
Het is aan te raden om in te zetten op teeltrotatie met gewassen die een lage nutriëntenbehoefte hebben. Naast gewassen met een hoge nutriëntenbehoefte, is het zeker aan te bevelen om ook extensieve 'nieuwe' teelten en eiwitrijke gewassen in het bouwplan op te nemen. Voorbeelden hiervan zijn: Soja, amarant, lupine, haver, linzen, vlas, blauwmaanzaad, boekweit, sesam, zoete aardappel, erwten en (veld-)bonen.

Bodemopbouw, bodemvruchtbaarheid en biodiversiteit
De belangrijkste troef voor de bio-vegan teelt is een strategische benadering van bodemopbouw, waarbij het gehele bedrijfssysteem hierop gericht is. De strategie omvat het verhogen van organische stof (humuswaarde) en het in balans houden van ziekten en plagen door middel van bodembeheer en het verhogen van de bodembiodiversiteit. Belangrijk hierbij is de toepassing van ruime rotatie, mengteelten, strokenteelt, mulchen, niet-kerende grondbewerking (NKG), agroforestry en permacultuursystemen.
Inzet van plantaardige meststoffen
Telers die werken met het bio-vegan teeltsysteem richten zich op de effectieve inzet van plantaardige meststoffen. Op bedrijven wordt gezocht naar de toepassing van verschillende vormen van plantaardige meststoffen en optimale technieken die voorzien in de behoefte van diverse teelten, en die zorgen voor een structurele verhoging van de organische stof in de bodem (in balans) en een hogere humuswaarde. Op kleigrond kan het klei-humuscomplex (CEC) worden verhoogd.
Er zijn diverse methoden om de teelt te voorzien van plantaardige mest en meststoffen. Praktijkonderzoek op verschillende bedrijven richt zich momenteel op:

  • Inzet en teelt van stikstofbinders (bijvoorbeeld winterveldbonen, wikke, witte klaver en luzerne).
  • Inzet en teelt van maaimeststoffen en groenbemesters (bijvoorbeeld klaver, phacelia, winterrogge, mosterd, bladrammenas).
  • Inzet van gewasresten (uit oogst en verwerking, bladval)*.
  • Inzet van reststromen: stro, riet, pulp, kaf, bierborstel, luzernekorrels, haver, soja en sojalecithine*.
  • Inzet van bokashi (grootschalige gras-bermfermentatie)*.
  • Inzet van palletkorrels: luzerne, Monterra (de 100% plantaardige V-lijn), OPF granulaat*.
  • Inzet van hele bonen: winterveldboon.
  • Inzet van composttechnieken, compost, humusaarde*.
  • Inzet van mulchtechnieken en permanente bedekking/begroeiing: permacultuurmethoden.
  • Inzet van (vloeibare) plantenextracten en compostextracten (compostthee), en extracten van brandnetel, heermoes, zeewierextract, humine, fulvine, kelp en waterkroos*.
  • Retourstromen riool/humanure: medicijn- en pathogeenvrij zoals struviet (korrel) of gecomposteerde dikke fractie*.
  • Inzet van gesteentemeel: lavameel, natuurgips (calciumbinder klei-humuscomplex CEC), basaltmeel, lavabreekzand en bekalking*.
  • Biostimulanten en overig: Azotobacter (en mycorrhiza) entstoffen, mycosat, bacteriosol, soja-lecithine*.


* Raadpleeg de biologische verordening en de inputlijst van Skal en FIBL en indien een Biocyclic Vegan keurmerk ook de groene lijst van het Biocyclic Vegan Standard keurmerk.

Toevoeging met chitine (bijvoorbeeld Chitosan) is niet toegelaten in een bio-vegan teeltsysteem. Echter, het gehalte kan worden verhoogd door het stimuleren van chitine-exoskelet-bevattend bodemleven, zoals schimmels, micro-organismen, nematoden en insecten. Er zijn ook plantaardige chitine-producten op de markt gebracht, gemaakt uit de myceliumverbindingen van de oesterzwam. 

Ook hier geldt: raadpleeg altijd eerst de verordening Biologische landbouw in EU en de betreffende groene lijsten van Skal, FIBL en indien benodigd ook het Biocyclic Vegan Standard.

Maaimeststoffen
Maaimeststoffen en cut-and-carry maaimeststoffen zijn gewassen (groenbemesters zoals gras/klaver) die worden gemaaid, gehakseld en als plantaardige meststof gebruikt op een ander perceel dan waar ze groeiden. Ze worden dus niet ingewerkt of achtergelaten op het perceel waar ze zijn gezaaid. Vooral vlinderbloemige gewassen zijn hiervoor geschikt. Tot nu toe zijn grasklaver, rode klaver en luzerne de belangrijkste toegepaste gewassen. Klaver en luzerne zijn, met hulp van bodembacteriën, in staat stikstof uit de lucht te binden. Hierdoor kunnen deze gewassen een belangrijke stikstofbron vormen binnen het biologische bedrijfssysteem. Een perceel luzerne kan tot 400 kg stikstof per hectare per jaar binden, welke elders op het bedrijf als meststof kan worden ingezet – dit is het principe achter maaimeststoffen. De inzet van luzerne en grasklaver past uitstekend bij teelten zoals spinazie, kolen en prei, en zorgt voor een prima opbrengst en een goede bodemstructuur, met hoge activiteit van het bodemleven en bewortelingsintensiteit. Maaimeststoffen doen qua stikstofbeschikbaarheid niet onder voor een gift drijfmest.

Groenbemesters
Een groenbemester kan voor meerdere doelen worden geteeld, zoals het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid, het beheersen van ziekten, plagen en onkruiden, en het verbeteren van de biodiversiteit. Groenbemesters zijn een belangrijke bron voor de aanvoer van organische stof. Ze verbeteren de structuur, verhogen het vochtvasthoudend vermogen, verbeteren de bewerkbaarheid en verhogen de kationenomwisselcapaciteit (CEC) van de bodem, waardoor de bodem onder andere meer kalium, calcium en magnesium kan vasthouden. De organische stof zelf bevat belangrijke mineralen zoals stikstof, fosfor en zwavel, die bij afbraak vrijkomen. Bovendien stimuleert de aanvoer van organische stof het bodemleven en verhoogt het de weerbaarheid van de grond. Meer informatie is te vinden in het Handboek Groenbemesters.

Betere structuur
De organische stof die door groenbemesters wordt aangevoerd, zorgt ook voor een betere structuur. Het houdt de minerale bodemdeeltjes op een luchtige manier bij elkaar. Dit resulteert in minder slemp- en stuifgevoelige grond en een betere verkruimelbaarheid en bewerkbaarheid. Door de sponsachtige structuur kan de grond meer vocht vasthouden; bovendien bevordert deze structuur de capillaire opstijging en maakt een luchtige structuur het voor planten gemakkelijker om de bodem dieper en intensiever te bewortelen, waardoor ze beter in staat zijn het aanwezige vocht en mineralen te benutten.

Groenbemester voorkomt erosie
Wanneer de bodem bedekt is met een groeiende of reeds afgestorven groenbemester, kan dit, samen met een doorwortelde bovengrond, erosie voorkomen. Op zand- en dalgrond kan 's winters en in het vroege voorjaar een deel van de bouwvoor verstuiven. Bij een bedekte bodem krijgt de wind minder vat op de grond. Op glooiende percelen wordt zo ook het afspoelen van grond voorkomen.

Specifieke groenbemesters en hun eigenschappen:

  • Stikstofbindende groenbemesters: Rode- & witte klaver, Alexandrijnse klaver, Perzische klaver, Incarnaatklaver, luzerne, winterwikke, fenegriek.
  • Stikstofbindende bomen: Robinia, els, duindoorn.
  • Calcium: Boekweit.
  • Fosfor, Magnesium, Kalium: Amarant.
  • Bodemopbouw, diepbeworteling en verhoging organische stof: Bladrammenas, Gele mosterd, Bladkool, Zwaardherik, Ethiopische mosterd, Japanse haver, Soedangras, Facelia, Klaver (alle soorten met uitzondering van witte), Spurrie, Wikke, Winterrogge. Zie ook.
  • Extra organische stof: Bladrammenas, mosterd, raaigras.

Het verhogen van de bovengrondse en ondergrondse biodiversiteit, het activeren van het bodemleven en het in balans brengen van ziekten en plagen (Integrated Crop Management - ICM) is een integraal onderdeel van een brede, integrale aanpak op bedrijfsniveau (Integrated Farm Management - IFM), evenals omgevingsbeheer.

Tegen aaltjes
Bepaalde wortelaaltjes (zie aaltjesschema.nl) kunnen worden bestreden met een bodemreset/grondontsmetting door middel van biofumigatie. Hierbij worden gewassen ingewerkt en fijngemaakt, waardoor bepaalde stoffen (isothiocyanaten - ITC) hun werk kunnen doen. Dit kan met de teelt van bladrammenas, zwaardherik, Gele & Ethiopische mosterd. Nateelt kan bestaan uit Japanse Haver, bladrammenas, raketblad en Soedangras. Eventueel is het ook mogelijk om biologische reststromen van zaadmeel te gebruiken. Meer informatie is te vinden op www.aaltjesschema.nl.
Ook Tagetes (T. patula, T. minuta) is een beproefd middel tegen bepaalde aaltjes. T. patula geeft hierbij het beste resultaat, omdat het de aaltjes de wortels in lokt waar ze vervolgens sterven. Dit betekent dat het gewas de aaltjes actief bestrijdt. Het effect van Tagetes is vergelijkbaar met een natte grondontsmetting. Bovendien levert de teelt van de hoog groeiende Tagetes-soort veel organische stof op.
Het voorkomen van aaltjes kan door een ruime rotatie, verbetering van de bodemstructuur, verhoging van organische stof, aanvoer van compost (eventueel verrijkt met biostimulanten) en het werken aan een optimale nutriëntenbehoefte middels een uitgekiende strategie van inzet van groenbemesters, oftewel: voedt het bodemleven!
Op de aangesloten bedrijven wordt in de praktijk onderzoek gedaan naar de optimale bemestingstechnieken. Leden van het netwerk werken samen met onderzoeksinstellingen aan betrouwbaar onderzoek.

Meer informatie en onderzoek

Meer informatie en onderzoek:
Handboek Groenbemesters (WUR):
https://www.handboekgroenbemesters.nl

  • Bodemonderzoek:  www.beterbodembeheer.nl

Er is nog veel vervolgonderzoek nodig. Er wordt graag meegewerkt aan onderzoeksprojecten gericht op onder andere plantaardige bemestingsvraagstukken.

Het onderzoek 'Planty Organic' wordt voortgezet als 'Stikstof Telen'. Een 'sneak preview' van de evaluatie van Planty Organic (2012-2020) is gepubliceerd op 14 mei 2020. Met een prikkelende rapportage over het succesvolle proefveld "Planty Organic" in het project Stikstof Telen, wil SPNA een vervolg stimuleren. Een samenvatting van de resultaten tot en met 2019 is reeds beschikbaar (in Nederlands-Engels-Duits), vooruitlopend op de eindrapportage (februari 2021). Het proefveld kan verder ontwikkeld worden als voorbeeld van een kringloopbedrijf met gebruik van regionale reststromen als bemesting. Ook kan verder gewerkt worden aan optimalisatie van de toepassing van maaimeststoffen. De 'sneak preview' is te vinden via de website van SPNA.
Een voortgangsverslag is beschikbaar via
https://www.spna.nl/downloads/7195-2020-021%20LbP%20Stikstof%20telen%20-%20voortgang%202019%20.pdf#zoom=100.

Het Planty Organic evaluatie 2012-2024 is hier beschikbaar: https://www.spna.nl/dynamic/download/fa8795508f9f89728dd972b889d2f516f5b675cbae853972c4bdf645c5352782.pdf?name=Planty+Organic+evaluatie+2012-2024+%28NL%29.pdf 

De uitgave zijn ook in het Engels beschikbaar zie: https://www.spna.nl/ons-onderzoek/planty-organic-stikstof-telen/

Richtlijnen Biocyclische-Veganlandbouw en bodembeheer
Engelse richtlijnen:
http://www.biocyclic-vegan.org/documents/



E-mailen
Bellen